Als lid van de Indo-Europese taalfamilie kennen ook de Middelnederlandse naamwoorden het onderscheid in geslacht, getal en naamval. Voor wat betreft het geslacht en getal is er geen verschil met het moderne Nederlands: er wordt onderscheid gemaakt tussen mannelijk, vrouwelijk en onzijdig, respectievelijk enkel- en meervoud.
Naamvallen bestaan in het moderne Nederlands alleen nog in vaste uitdrukkingen. Ook in het Middelnederlands was het naamvalsysteem al op zijn retour, getuige het geringe aantal verschillende vormen. Van het oude Indo-Europese naamvalsysteem met 8 naamvallen zijn er in het Middelnederlands nog 4 over: nominativus, genitivus, dativus en accusativus.
In vrijwel alle grammatica's van Oudgermaanse talen (bv. Oudhoogduits, Oudengels, Oudijslands etc.) worden de verbuigingen van de zelfstandige naamwoorden vergeleken met die van de oorspronkelijk Germaanse verbuigingen. Om de verbuigingsschema's dan te kunnen begrijpen moeten we weten welke groepen zelfstandige naamwoorden er in het Germaans voorkwamen. Die groepen werden vernoemd naar de letter (of letters) waar de stam op eindigde, de zogenaamde stamsuffix.
De volgende naamwoorden worden onderscheiden: